In een gemeente waar ik goed bekend ben, werd ik gevraagd een speciaal 50-jarig jubileum te vieren met de gemeente op de zondagmorgen. Wat mezelf dan opvalt is dat het vieren van het behalen van die vijftig jaar feestelijk is, (zeker!), maar als je de betrokkenen goed kent, dan heb je ook weet van vele jaren waarin ziekte of rouw de boventoon voerde en dan kom je eigenlijk heel merkwaardig uit bij dat vieren rondom die vijftig jaren – nog niet genoemd die mensen die in hun hoofd nog steeds verdriet hebben rondom 48 jaar en toen was het op. Dat is een uitdaging om zo een goed feest ervan te maken.

Ik heb het uitgangspunt genomen bij het voorschrift de tabernakel te maken uit Exodus 26. Daarin staat verschillende keren het woordje 50, als lussen aan een geweven doek van 28 el. Dat is zo’n 14 meter. Elke 50 cm dus een lus van purperblauwe wol die de ene helft van het tentzeil met het andere verbindt met gouden haken.

Zo worden de jaren als lussen over je leven gelegd. Ze zijn ijkpunten voor de overzijde, het doek dat passen moet, de andere helft. Je bent niet eindeloos alleen bezig met het beleven van die tijd. Die lussen spreken tot de verbeelding, alsof ze niet alleen het heilige der heilige van de tent Gods afdekken, maar ook ons leven heilig willen houden. Ergens is die samenvoeging van twee tentdoeken te vergelijken met het uitreiken naar Gods bedoeling met je leven. Mozes moet ook zeggen tegen de Israëlieten: "Houd je bij het vervaardigen aan het voorbeeld dat hier op de berg je getoond is!" Dat is niet echt een uitnodiging voor eindeloos menselijke interpretatie. Hier en daar (bij elke lus weer) mag je weten dat er een tegenover is, een model waar je met al je menselijkheid in mag passen, je aan op mag trekken. Zo is elk huwelijk bij de aanvang niet alleen een vrije ruimte, maar heb je er ook een beeld van, een vriendschap ook. En elke taak, en elke baan beantwoordt ook in meer of mindere mate aan jouw ideeën. Dat zijn je ijkpunten.

Lied 322 van Huub Oosterhuis – 'Die chaos schiep tot mensenland' – verwoordt dat ook zo mooi: Dat boek waarin getekend staan / gezichten, zielen, naam voor naam, hun overslaande liefde, hun overgaande liefde, hun weeën die niet overgaan. Schrift die mensendagen schrijft. Licht dat aanblijft.

De chansonnier van het Carrépodium Toon Hermans zei het nog wat lichter, maar bedoelt hetzelfde bij dat telkens terugkomen bij het huppelen:

Er moeten mensen zijn
die zonnen aansteken,
voordat de wereld verregent.
Mensen die zomervliegers oplaten
als het ijzig wintert,
en die confetti strooien
tussen de sneeuwvlokken.
Die mensen moeten er zijn.
Er moeten mensen zijn
die aan de uitgang van het kerkhof
ijsjes verkopen,
en op de puinhopen
mondharmonica spelen.
Er moeten mensen zijn,
die op hun stoelen gaan staan,
om sterren op te hangen
in de mist.
Die lente maken
van gevallen bladeren,
en van gevallen schaduw,
licht.
Er moeten mensen zijn,
die ons verwarmen
en die in een wolkeloze hemel
toch in de wolken zijn
zo hoog
ze springen touwtje
langs de regenboog
als iemand heeft gezegd:
kom maar in mijn armen
Bij dat soort mensen wil ik horen
Die op het tuinfeest in de regen BLIJVEN dansen
ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan
[…]

ds. Pieter van der Woel

Pay off Protestantse Kerk 2019 RGB links