We komen in de dagen van de veertigdagentijd. We gaan op weg naar Pasen. En niet zomaar naar het feest van bloembollen en eieren maar we gaan in de Kerk op weg naar de overwinning op de dood. En die reis is niet zomaar een leuke vakantietrip. Onderweg kan die reis leiden langs sinistere perrons, donkere stationsgebouwen en lange tunnels. Ooit sprak men over de lijdenstijd, maar het is geen reis van passief leiden maar van opstaan en actief meestrijden tegen de dood die zo veel levens beheerst.

Aan het eind van de reis is er licht met onverwachte vergezichten. Dan roepen we elkaar toe dat de Heer waarlijk is opgestaan, dus dat de dood is overwonnen. Dan ligt er de belofte op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Waar alle leed geleden is en alle strijd geleden is. Waar de aarde zo mooi is geworden dat God zelf zijn tenten zal spannen en God zelf op onze aarde komt wonen.

Van alle perioden in het kerkelijk jaar is de veertigdagentijd de periode die het meest onder je huid kan kruipen. Het is als een reis door een woestijn, telkens weer vraag je je af hoe de dood kan worden overwonnen, wij kunnen het niet en toch zullen we moeten omgaan met pijn, lijden, geweld en onderdrukking, oorlog en doodslag. Het zijn de thema’s die we heel ons leven tegenkomen maar waar we juist in de veertigdagentijd ons niet van af kunnen maken met een kop op het leven gaat door. Onderweg naar Pasen staat immers een Kruis. Als in de Olijfhof de zwaarden zijn weggestoken wordt de meest grote vredesstichter aan het kruis geslagen en moet hij een wrede, verachtelijke slavendood sterven. Hij die uitriep dat hem alle macht in hemel en op aarde was gegeven. Wat moeten wij gewone eenvoudige mensen dan nog kunnen doen? Hij heeft het ons zelf gevraagd. Als onze geschiedenis is afgelopen zijn er nog vragen te stellen aan ons. Hebben wij hongerigen gevoed, dorstigen gelaafd, zieken verzorgd, bedroefden getroost, en vreemdelingen een onderdak gegeven en behandeld als waren wij het zelf? Eigenlijk breekt nu een licht door in de veertigdagentijd. Want die vragen kunnen we ons nu ook al stellen. Zorgen we voor de voedselbank? Geven we een voorbeeld in het voorkomen van een alcoholverslaving en door af te zien van alcohol gebruik verslaafden te steunen in het genezen van hun verslaving? Hebben we weet van de zieken die langs de weg komen te zitten en wijzen we jongeren er genoeg op dat het prachtig is als zij van helpen met hun handen hun beroep maken? En er komen in Alkmaar nieuwe mogelijkheden om mensen te helpen een nieuwe plek in een vreedzame samenleving te vinden. Mensen die in nood huisvesting nodig hebben. Jongeren die eigen op eigen verantwoordelijkheid moeten wonen. Vreemdelingen die hier hun bestemming hebben gevonden en gekregen en moeten wortelen in onze aarde, gewoonten, taal en tradities. En vluchtelingen die de ellende in hun eigen wereld zijn ontvlucht en hopen eindelijk een plaats te vinden om hun leven vruchtbaar op te bouwen. Zij komen bij elkaar te wonen aan de rand van onze stad. In het verleden heeft juist onze kerk voor hen een plaats geboden waar ze kennis konden maken met ons, met onze taal, met onze muziek, met onze gewoonten. Wellicht zijn deze 40 dagen er om ons opnieuw af te stemmen op de navolging van onze Heer, consuminderen, vrijwilligerswerk aanvatten, minder streven naar geld, roem en aanzien, maar meer ruimte te maken om naaste te zijn. We zullen moeten opstaan en dat kan nu 40 dagen lang elke dag opnieuw.

Bas van der Bent

Pay off Protestantse Kerk 2019 RGB links